Auteur: ir. G. Jan Arends
In het Monumentenregister van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed zijn veel oude bakstenen gewelfbruggen opgenomen. Een aantal daarvan is onlangs gerestaureerd. Het is interessant om deze restauraties onderling te vergelijken en te bezien waarom deze bruggen rijksmonument zijn geworden. Ook willen we bezien in hoeverre er nog sprake is van een authentieke constructie. De bruggen liggen in Delft, in Hekendorp bij Oudewater en in Haastrecht.
Vrouwe van Rijnsburgerbrug te Delft
De Vrouwe van Rijnsburgerbrug is een gemetselde, bakstenen gewelfbrug in de binnenstad van Delft, nabij het koor van de Nieuwe Kerk. De brug ligt in het verlengde van de Kerkstraat en verbindt deze straat met het Vrouwenregt. Vanaf het Vrouwenregt moet men met trappen de brug betreden. Daarmee is de brug slechts geschikt voor voetgangersverkeer. Aan de zijde van de Kerkstraat is er één tree hoogteverschil. In de vleugelmuur die de brug verbindt met een steunbeer van de kerk, zijn twee natuurstenen stroken aangebracht waarin de naam van de brug is gebeiteld. De brug dateert waarschijnlijk uit de zestiende eeuw. Helaas zijn er geen gegevens over het bouwjaar van de brug, noch over herstel in latere jaren. De brug dankt haar naam aan de abdis van Rijnsburg. Rijnsburg was een abdij met rechtsheerlijkheid van gebieden in en rond Delft.
Het gewelf heeft de vorm van een korfboog en wordt aan beide zijden beëindigd door een eveneens gemetselde toog van natuursteenblokken, Namense hardsteen, met in het midden de sluitsteen. De beide frontmuren zijn ter hoogte van het brugdek afgedekt met hardstenen dekzerken, die in het midden rechtstreeks op de hardstenen boog is geplaatst. Op deze dekzerken bevindt zich een ijzeren balustrade. Er zijn geen historische gegevens van de brug gevonden, maar we kunnen wel iets afleiden uit oude kaarten. Op de kaart uit de bekende stedenatlas van Braun en Hogenberg uit 1581 is niet te zien wat voor type brug is toegepast. De bruggen lijken op deze kaart alle vlak. De kaart van Frederik de Witt uit 1654 toont echter een gewelfbrug. Nog weer wat duidelijker is dat te zien op een kaart uit 1703. Deze laatste kaart toont enkele interessante details. De huidige treden aan de zijde van het Vrouwenregt ontbreken. Tevens is langs de brug een gemetselde borstwering getekend. Zoals voor 1650 gebruikelijk, waren de frontmuren blijkbaar opgetrokken tot boven het brugdek om als balustrade te dienen. De huidige balustrade dateert zeer waarschijnlijk uit de tweede helft van negentiende eeuw. De balusters van het leuningwerk zijn van gietijzer en de regels van smeedijzer. Deze materialen werden in Nederland pas na circa 1840 op wat grotere schaal toegepast.
Bij enkele boogblokken is een cijfer aangebracht. Aan weerszijden van de brug is duidelijk rechts naast de sluitsteen het cijfer 6 te zien, terwijl aan de kerkzijde (zuidoostzijde van de brug) links van de sluitsteen vaag de cijfers 1 en 5 zijn te ontcijferen. Meer cijfers zijn helaas niet meer te onderscheiden. Als dit het (restant van de weergave van het) bouwjaar voorstelt, dateert de stenen brug dus uit 156? of eventueel 15?6, in ieder geval uit de zestiende eeuw en zeer waarschijnlijk uit de tweede helft van die eeuw omdat toen veel houten bruggen werden vervangen door stenen exemplaren.
Een eventuele voorganger van de brug zal ongetwijfeld van hout zijn geweest. Foto’s van rond 1910 tonen het zelfde natuursteenblokkenpatroon als dat wat nu zichtbaar is.
Opmerkelijk is dat de vleugelmuur bij de kerk (met de beide naamstenen) de enige keermuur is die niet is afgedekt met hardstenen dekzerken maar met een rollaag. Daarbij moet wel worden opgemerkt dat bij deze vleugelmuur de balustrade niet de vleugelmuur volgt maar meer in de richting van de Kerkstraat is gericht. Ook daar ontbreekt echter het natuursteen. De balustrade is hier bevestigd aan één van de steunberen van de Nieuwe Kerk. De balustrade op de zuidwestelijke vleugelmuur is verbonden met het daar staande beiaardshuis.
De brug verkeerde in 2011 in een slechte staat. Op verscheidene plaatsten was het metselwerk slecht, ontbrak het voegwerk, was er hier en daar scheurvorming en waren op enkele plaatsen de stenen verdwenen of gedeeltelijk weg geërodeerd. Ook de hardsteen elementen waren op diverse plaatsen gescheurd en bij de zuidwesthoek waren de hardstenen dekzerken vervangen door beton. Bij enkele bevestigingen van de balusters was de hardsteen door corrosie van het ijzer kapot gedrukt. De toog van het gewelf is gemaakt van Naamse natuursteen. Verscheidene boogblokken zijn inwendig gescheurd door ‘steken’. Dit zijn scheuren in hardsteen, ontstaan door temperatuurswisselingen en spanningen in de steen. Vergelijken we de staat van de boogblokken echter met die op oude foto’s dan lijkt er weinig te zijn veranderd.
Het gebrek dat constructief gezien de meeste zorgen baarde, was het gewelf. Onder de brug was de korfboogvorm over een groot deel niet meer aanwezig. In plaats van een ronding naar boven was er een vlakke constructie of zelfs een neerwaarts gerichte boog. In de lengterichting van het gewelf zat een brede scheur. Blijkbaar was het gewelf dik genoeg om toch een drukboog te kunnen vormen die de constructie in stand hield. Voor de gemeente Delft was de brug nog veilig genoeg als voetgangersbrug. Onder de brug was meer recent het metselwerk rond en boven de waterlijn vernieuwd. Dit metselwerk verkeerde in goede tot redelijke staat, maar harmoniseerde slecht met de oorspronkelijke baksteen. Voor die restauratie was waarschijnlijk gekozen uit kosten overwegingen. Misschien wilde men duidelijk laten zien dat er was gerestaureerd, door gebruik te maken van een moderne baksteen. De brug is in 2012 grondig gerestaureerd. Daarbij is het gewelf zorgvuldig uit elkaar gehaald en opnieuw opgemetseld op een formeel. Ontbrekende of ernstig aangetaste bakstenen zijn vervangen door nieuwe bakstenen van zoveel mogelijk dezelfde kleur, vorm en afmetingen.
De Vrouwe van Rijnsburgerbrug is een Rijksmonument met monumentnummer 12306. De brug werd in 1967 in het monumentenregister ingeschreven. De beschrijving in het register is weer zeer summier: “Over het water van het Vrouwenrecht, nabij het koor der Nieuwe Kerk. Schilderachtige boogbrug met aan een zijde trapjes en ijzeren balusterleuningen. Aan de zuidkant in de boog het verweerde jaartal 5.6.” Volgens de beschrijving moet het niet zichtbare cijfer dus tussen het cijfer 5 en het cijfer 6 in liggen. Opmerkelijk is dat de naam van de brug niet wordt vermeld. Op oude kaarten is de brug eveneens naamloos. De beide naamstenen ontbreken ook nog op foto’s uit de jaren zestig van de twintigste eeuw. Dit doet vermoeden dat de brug pas na 1967 de huidige naam heeft gekregen.
De Goejanverwellebrug te Hekendorp
De Goejanverwellebrug te Hekendorp is verbonden met een schutsluis. De gewelfbrug overkluist de Goejanverwellesluis in de monding van de Dubbele Wiericke naar de Hollandsche IJssel. De sluis heeft vooral bekendheid gekregen door de aanhouding van Prinses Wilhelmina van Pruisen, echtgenote van stadhouder Willem V, die na haar aanhouding naar een boerderij vlak bij de sluis werd gebracht.
De Dubbele Wiericke is gegraven in de 14de eeuw als boezemkanaal voor het Grootwaterschap Woerden. Het waterschap kreeg in 1366 toestemming om drie boezemkanalen te graven, waaronder de Dubbele Wiericke en de bijna parallel daaraan lopende Enkele Wiericke. In 1558 kregen Woerden en Oudewater toestemming de vaardiepte te vergroten. De sluis en de brug kregen toen het uiterlijk dat zij grotendeels nu nog hebben. Een in het oog springend verschil met toen is de omkassing voor de hefdeur die toen klaarblijkelijk aan de Wiericker zijde als binnendeur in de sluis zat. Deze moet in de loop van de 19de eeuw zijn vervangen door houten puntdeuren. De Dubbele Wiericke was met haar relatief ruime schutsluis vooral in de zestiende eeuw een prachtige sluiproute voor de scheepvaartverbinding over de Gouwe. Dordrecht, Gouda en Haarlem hadden het alleenrecht voor deze verbinding, mede door de aanwezigheid van de grafelijke tol te Gouda. De doorvaart door Gouda ging echter zeer moeizaam en duurde gewoonlijk meerdere dagen. Gouda had er geen belang bij om deze verbinding te verbeteren. Hoe langer de schepen in Gouda verbleven hoe beter dat was voor de middenstand. Alternatieve routes waren immers verboden, vanwege het Goudse Privilege. Betrapping op omzeiling van de grafelijke tol leidde tot hoge boetes waaronder verbeurdverklaring van schip en handelswaar. Niettemin waren er schippers die het er op waagden de alternatieve route via de Goejanverwellesluis te nemen.
In 2010 waren brug en sluis toe aan een grondige restauratie. Het gewelf van de brug was iets ingezakt, er waren enige scheuren en het voegwerk was grotendeels uitgespoeld. Bij de restauratie is eerst gekeken naar het opnieuw opmetselen van het gewelf. Daarvoor waren er echter grote bezwaren. Allereerst zou de brug dan enkele maanden buiten gebruik zijn, zodat het dorp te lange tijd in tweeën werd gesplitst. Ook zouden hulpverleningsdiensten gedurende al die tijd om moeten rijden. Dit werd door de dorpsgemeenschap niet aanvaardbaar geacht. Belangrijker nog was dat een opnieuw gemetselde gewelfbrug met dezelfde gewelfdikte niet aan de huidige veiligheidseisen kon voldoen. Zware brandweerwagens zouden dan in principe de brug niet meer mogen passeren.
Andere mogelijkheden als het aanbrengen van een boven de brug zwevende brug die de belasting zou moeten opnemen, werden afgewezen, temeer daar het gewelf toch moest worden aangepakt.
Uiteindelijk is besloten het baksteengewelf te slopen en vervolgens te vervangen door prefab elementen van gewapend beton, met dezelfde boogvorm als het bestaande gewelf. De prefab elementen werden op de met beton uitgevlakte sluiswanden geplaatst. De sluiswanden en de fundering waren voldoende draagkrachtig om de verkeersbelasting op te kunnen vangen. Door deze constructie was de brug uiteindelijk slechts drie weken buiten gebruik. Een ook niet onbelangrijk voordeel waren de lagere kosten die hiermee waren gemoeid. De brug kreeg uiterlijk het oude aanzien van een gewelfbrug weer terug. De togen aan beide zijden werden in baksteen metselwerk uitgevoerd, waardoor het vanaf de wal een gemetselde gewelfbrug lijkt. Het gewelf van de oude brug was gestuukt. Bij de nieuwe constructie kijk je tegen de onderzijde van de betonnen prefab elementen. Hierdoor heeft het iets weg van een gestuukte stenen gewelfbrug.
De brug en de sluis zijn sinds 1973 een Rijksmonument, ingeschreven onder Monumentnummer 14131. In het Monumentenregister staat slechts een zeer summiere beschrijving van de brug en de sluis:
“GOEJANVERWELLESLUIS. Overkluizing met boogbrug en sluis, 17e eeuw.”
Havensluisbrug in Haastrecht
De Havensluisbrug is een gemetselde, bakstenen gewelfbrug, waarbij zich oorspronkelijk een keersluis bevond. Deze Havensluis verbond de Vlist met de Hollandsche IJssel. Bij geopende sluisdeuren konden schepen door de sluis varen. Bij hoogwater op de IJssel werd de sluis gesloten om te voorkomen dat de Krimpenerwaard onder liep. Het deel van de Vlist direct achter de sluis werd de Grote Haven genoemd. De gewelfbrug wordt aan beide zijden beëindigd door een eveneens gemetselde frontmuur. De frontmuren zijn zo hoog opgetrokken dat zij tevens als borstwering dienen voor de brug. De beide borstweringen van de Havensluisbrug zijn afgedekt met een rollaag. De naar de IJssel gekeerde muur heeft op de uiteinden van het horizontale vlak een hoekplaat van hardsteen. Beide frontmuren zijn opgetrokken in gele IJsselsteentjes met een formaat van circa 160 × 75 × 40 mm3. De stenen gewelfbrug dateert in eerste aanleg waarschijnlijk uit 1603.
De frontmuur aan de zijde van de Grote Haven bezit een steen met dat jaartal. In de muur aan de IJsselzijde bevindt zich een steen met het jaartal 1704. Vermoedelijk is de brug toen verbreed. Tijdens de recente restauratie zijn daar aanwijzingen voor gevonden. In de borstwering van de frontmuur aan de IJsselzijde is aan de binnenzijde een steen aanwezig waarop het dijkpeil is aangegeven. Onder het gewelf zijn aan weerszijden keermuren gemetseld, die het gewelf ontoegankelijk maken. Aan de IJsselzijde is de wand ongeveer één meter naar binnen geplaatst ten opzichte van de dagzijde van de frontmuren en aan de andere zijde circa 0,6 meter. In de vijftiende eeuw is de monding van de Vlist verlegd naar de Grote Haven. Tussen de Haven en de IJssel werd in 1440 een keersluis gebouwd. Bij lage IJsselstanden werden de deuren open gedrukt en konden schepen vanuit de Vlist naar de Hollandsche IJssel varen en omgekeerd. De Hollandsche IJssel was tot halverwege de 19de eeuw ook ter hoogte van Haastrecht nog een getijdenrivier. Door de bouw van Havensluis was er scheepvaartverkeer mogelijk tussen Schoonhoven en Haastrecht en daarmee kon Dordrecht met zijn tol- en stapelrechten worden vermeden. De stad Dordrecht beschouwde het gebruik van deze scheepvaartweg dan ook als een inbreuk op haar rechten en in 1444 werd de sluis door Dordtse manschappen vernield. De Hollandse Graaf veroordeelde deze actie en gaf Haastrecht het recht een nieuwe sluis te bouwen die in 1447 gereed kwam. Ter belemmering van de scheepvaart moest er wel een paal in het midden van de sluisdoorgang worden geplaatst. Hoelang deze paal aanwezig is geweest, is niet bekend, maar deze zal zeker voor 1800 zijn verwijderd. Rond dat jaar verdwenen vrijwel alle oude privileges.
De keersluis uit 1447 zal nog geheel van hout zijn geweest. Vermoedelijk lag er bij de sluis ook al een houten brug. Aan het eind van de zestiende eeuw zijn diverse houten bruggen en sluizen vervangen door stenen exemplaren. Waarschijnlijk is in 1603 ook de Havensluisbrug vervangen door een gemetselde stenen gewelfbrug met keersluis. Doordat scheepvaartverkeer verboden was, zal er geen behoefte zijn geweest aan een beweegbare brug.
Door de bouw van de Waaiersluis in de 1856 was er op de Hollandsche IJssel bij Haastrecht geen eb en vloed meer. De keersluis verloor daarmee zijn functie omdat het water op de IJssel nu doorlopend hoger stond dan de waterstand op de Vlist. De puntdeuren werden daardoor constant dichtgedrukt. Scheepvaart door de sluis was niet meer mogelijk. De sluis is in 1908 omgebouwd tot inlaatsluis. Daarvoor werd aan de IJsselzijde een keerwand onder de brug gebouwd, voorzien van een schuif. Bij het dempen van de Grote Haven rond 1970 is ook ter plaatse van de zuidoostelijke binnenfrontmuur een keerwand onder het gewelf gemetseld. In 2010 is de brug gerestaureerd omdat deze in slechte staat verkeerde. Een deel van het gewelf was zelfs ingestort. Beide frontmuren waren slecht. Het voegwerk was voor een groot deel geërodeerd en op verscheidene plaatsen zaten de stenen los. Bij de frontmuur aan de IJsselzijde ontbrak onder aan de toog een deel metselwerk. Ook was hier rond de waterlijn het metselwerk door vorstschade geheel verpulverd. De frontmuur aan de landzijde was ernstig beschadigd, gescheurd, scheefgezakt en het bovenstuk enigszins afgeschoven.
Bij de restauratie is de frontmuur aan de landzijde vrijwel geheel gesloopt en opnieuw opgebouwd. Herbruikbare stenen zijn hergebruikt en aangevuld met nieuwe stenen. Het gewelf is niet meer ersteld. Men heeft er voor gekozen het gat vol te storten met zand. Ook onder de rest van het gewelf is tussen de beide keerwanden zand gestort. De Havensluisbrug is sinds 1966 een Rijksmonument (monumentnummer 19959). In het Monumentenregister van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed wordt ook bij deze brug een zeer korte beschrijving gegeven: “Stenen BRUG met gevelstenen.” Dit doet vermoeden dat vooral de gedenkstenen en hun plaatsing in de frontmuren van groot cultuurhistorisch belang zijn. Over het gewelf wordt in de omschrijving niets vermeld.
RESTAURATIEKEUZE EN MONUMENTALE WAARDE
Alle drie de bruggen zijn hersteld, maar elk op een andere wijze. De overbrugging van de Goejanverwellesluis is geheel vernieuwd. Zelfs de constructie is niet meer gelijk aan de oorspronkelijke. Het gemetselde bakstenen gewelf is vervangen door betonnen prefab-elementen. Wat rest, is slechts de vorm van de brug en het aanzien van de frontmuren. Bij de Havensluisbrug in Haastrecht heeft men een geheel andere keuze gemaakt. Omdat de brug geen functie meer vervulde, is de ruimte onder het restant van het gewelf met zand dicht gestort. Het gewelf is niet meer hersteld. Gerestaureerd zijn de beide muurfronten met de dateringsstenen. Hoewel de brug vanaf de weg af gezien nog authentiek lijkt, is er in feite nadat al eerder de sluis en de haven waren verdwenen, nu ook geen brug meer. Alleen de frontmuren met de dateringsstenen geven nog een indruk van en een herinnering aan de brug. Het meest oorspronkelijk is de Vrouwe van Rijnsburgerbrug over het Vrouwenregt. Hoewel deze grotendeels opnieuw is opgebouwd, heeft men daarbij wel de oorspronkelijke constructie als voorbeeld genomen. Het nog bruikbare deel van het aanwezige materiaal is ook hergebruikt. Vooral de hardstenentogen bij de frontmuren zijn nog grotendeels authentiek. Wel zijn de traptreden en de ijzeren balustrade van een latere datum. De vraag kan gesteld worden in hoeverre de bruggen nog als monument kunnen worden aangemerkt. Voor de Delftse brug is daar weinig twijfel over. Ook al dateert het geheel niet uit de zestiende eeuw het heeft een duidelijke monumentale status verworven. Niet alleen de vorm maar ook de constructie zelf heeft een hoge cultuurhistorische waarde. Dat geldt in het bijzonder de hardstenen toogblokken met de jaartalstenen. Deze bezitten een zeer grote historische waarde, maar zijn helaas wel kwetsbaar. Geheel anders is dit bij de Goejanverwellebrug in Hekendorp. Al het oude materiaal van de brug is bij de laatste restauratie verdwenen. Alleen de vorm heeft nog cultuurhistorische waarde, uiteraard mede ook als onderdeel van het monumentale sluiscomplex. De brugconstructie zelf heeft op dit moment geen enkele monumentale waarde. De vraag kan worden gesteld of het slopen van het gewelf wel toelaatbaar was. Vanuit het monument gezien uiteraard niet. Maar er zijn meer belangen, zoals bijvoorbeeld veiligheid. Veiligheid is iets waarmee niet gemarchandeerd mag worden. De brug over de Goejanverwellesluis voldeed niet meer aan de veiligheidseisen en moest dus worden vervangen. Bij handhaving van het gewelf zou er een nieuwe brug over het gewelf moeten worden aangebracht. Een hoger gelegen brug zou echter een nog grotere aantasting van het gehele monumentale complex betekenen. De monumentale belangen moeten hier dus wijken voor de veiligheidseisen. Bij de brug in Haastrecht heeft men er voor gekozen alleen de zichtbare delen te restaureren. Het niet zichtbare gewelf heeft met niet hersteld, maar de ruimte eronder volgestort met zand. Het uiterlijk van de Havensluisbrug is dus gehandhaafd, maar je kunt je afvragen of hier nog sprake is van een brug. Alleen het uiterlijk doet nog duidelijk denken aan een brug. In feite is echter na de sluis en de haven nu ook de brug verdwenen. Wel is er in theorie de mogelijkheid om in de toekomst het gewelf te herstellen. Zelfs zou men de haven weer open kunnen graven en weer een werkbare sluis kunnen bouwen. De kans daarop is gering, omdat de gedempte haven inmiddels grotendeels door aanwonenden bij hun achtertuin is getrokken. De gerestaureerde delen hebben echter voldoende cultuurhistorische waarde om de brug als Rijksmonument te handhaven. Dat geldt niet alleen voor de jaartalstenen maar ook voor de borstwering. Er zijn nog maar weinig zestiende- en zeventiende-eeuwse gewelfbruggen met een stenen borstwering overgebleven.
Met dank aan Hendrik-Jan Cassee van Nebest Adviesgroep (Vrouwe van Rijnsburgerbrug en Havensluisbrug) en van Ben van Hees van Aannemersbedrijf B. van Hees en Zonen (Goejanverwellebrug). De afbeeldingen zijn van de auteur, tenzij anders aangegeven.