P.C. Meijers
Bouwgeschiedenis
Tot 1560 vormde de Breedstraat de oostelijke waterkering van de stad zoals op de kaart van Jacob van Deventer uit 1560 zichtbaar is. Om de groeiende haringvloot te herbergen breidde men de havenruimte uit door het bouwen van een muur en een wierdijk in zee. De dijk met een lengte van 850 meter werd 110 meter uit de wal in zee geplaatst waardoor de Oosterhaven ontstond. Aan de helling van de Zwaanstraat is nog te zien dat de Breedstraat oorspronkelijk een onderdeel was van de Westfriese Omringdijk.
Op de stadskaart van Luytgen Waeghenaer (Lucas Janszoon Wagenaer) uit 1577 staat over de ‘Die Ooster Nieuhave’ een eenvoudige brug getekend. Deze brug lijkt te zijn voorzien van een enkele ophaalbrug. De Wierdijk wordt er beschermd door rijen palen in zee. In 1602 werd de Oost Indische Compagnie opgericht die een belangrijke rol zou gaan spelen in de ontwikkeling van het gebied rond de Oosterhaven en de Wierdijk. In 1608 legde men een zeemuur langs de Wierdijk aan om in 1619 de erven ten zuiden van de Langebrug (dus van het zuideinde van de Wierdijk tot aan het Staverse Poortje) te verpachten ten behoeve van ‘packtuynen en huysen’. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in woonhuizen, pakhuizen en kantoren van de VOC zoals het Oost Indisch Huis en het nog bestaande Peperhuis op de hoek van de Compagniestraat en Oosterhaven.
Op de stadskaart van Joan Bleau staat de brug afgebeeld als een houten dubbele ophaalbrug met houten aanbruggen op jukken. Aan zijde van de Compagniestraat staat een klein gebouwtje aangegeven. De brug verbindt het stadhuis en het Oost Indische Huis. Ten noorden van de brug zijn de scheepswerven zichtbaar.
De stadskaart van Janssonius uit 1657 geeft een gelijke situatie aan. De houten dubbele ophaalbrug is duidelijk aangegeven en wordt de Lange Brugh genoemd. De doorgaande verbinding vanaf het Staverse Poortje, langs het stadhuis tot de Zuiderkerk is op de kaart goed zichtbaar; het is duidelijk een belangrijke verbinding.
In de ‘Historie der vermaerde Zee- en Koopstadt Enkhuizen uit 1666 door G. Brandt staat de brug ook als een dubbele houten ophaalbrug aangegeven maar de aanbruggen zijn nu gemetselde welfbruggen voorzien van rondbogen. Aan de zuidzijde van de Compagniestraat staat op de brug een keurmeesterhuisje met zadeldak. Aan de noordzijde aan de kant van de Zwaanstraat staat ook een gebouwtje aangegeven.
Isaac Tirion tekent in 1743 de brug ook als dubbele ophaalbrug met gemetselde aanbruggen. Aan de zijde van de Compagniestraat is het landhoofd verbreed voor betere toegankelijkheid. De aanbruggen zijn een stuk breder getekend dan de ophaalbruggen. De brug staat aangegeven op de kadastrale minuutkaart uit 1823. De brug wordt alleen in plattegrond getekend en de Oost Indische brug genoemd. Aan de linkerzijde staat de Zwaansteiger aangegeven, rechts de ‘styger’ van de Compagnie.
Van de brug bestaan foto’s van rond 1900. De dubbele ophaalbrug staat dan op jukken en heeft hoog opstaande vallen en dubbele houten leuningen. De hameipoort wordt achterwaarts gesteund door rondijzeren hangschoren en is voorzien van kleine boogstukken. De hameistijlen zijn zijwaarts geschoord door middel van gesloten driehoeken. De priemen van de balans zijn aan de voorzijde niet verbonden. De bruggen zijn voorzien van extra vang- of zorgkettingen om het doorslaan van de vallen te voorkomen. Tussen de ophaalbrug en de gemetselde aanbruggen zijn houten aanbruggen geplaatst. De stenen aanbruggen hebben een sterke helling naar de kaden en hoge rondbogen als gewelven. Op die aanbruggen staan gietijzeren balusters met twee horizontale leuningregels. Op de zwikken van de gewelven zijn schootankers aangebracht tegen de zijdelingse gronddruk.
Tussen 1900 en 1920 verving men de houten ophaalbrug door een metalen dubbele basculebrug. Hiervoor maakte men verschillende ontwerpen. Van de gemeente Enkhuizen zijn drie ongedateerde ontwerptekeningen afkomstig waarop verschillende voorstellen staan voor het vernieuwen van de Oost-Indische brug. De eerste tekening betreft ‘het project van eene houten ophaalbrug’, de tweede tekening betreft ‘het project van eene ijzeren draaibrug’ en de derde tekening betreft ‘het project van eene ijzeren draaibrug met steenen middenpijler’. Op alle drie varianten staat ook aangegeven dat de aanbruggen verlaagd moesten worden om de aansluitingen met de landhoofden zo minder helling te geven. Het terrein noordelijk van de brug aan de zijde van de Compagniestraat staat als ‘aangeplemt’ aangegeven. Hoewel hier geen ontwerptekening van is, koos men voor het plaatsen van de dubbele basculebrug. Waarschijnlijk is dit gebeurd vanwege de behoefte aan een bredere doorvaart. Bij uitvoering werden de aanbruggen verlaagd zoals aangegeven op de ontwerptekeningen. De binnenste rondbogen van de aanbruggen bracht men bijna een meter lager aan. Ten behoeve hiervan moeten de gewelven vrijwel geheel vernieuwd worden. Het ontbreken van de schootankers duidt op een andere manier van verankeren van de zwikken of langswanden. De aanzetten van de gewelven waren op dezelfde locaties gepositioneerd als bij de huidige brug.
De dubbele basculebrug staat op een bouwkundige tekening van de Dienst der Zuiderzeewerken uit 1939-1940 voor vernieuwing van de Compagniebrug aangegeven als “de bestaande brug”. De brug op jukken is voorzien van hellende vallen. De staarten van de vallen hebben een aanslag tegen de onderzijde van het vaste brugdek. De staarten kunnen door middel van onder de brug aangebrachte haalkettingen omlaag worden getrokken waardoor de vallen van de brug omhoog komen. De vallen zijn opgebouwd uit houten balken met een voor- en achterhar. De aanbruggen bestaan uit houten brugdekken op stalen I-liggers over de sloof van de jukken. Op de brug is een metalen hek aangebracht met een vakverdeling waarin kruislings aangebrachte schoren. In de hekken zijn aan weerszijden uitkragende kastjes geplaatst waarin de katrollen van de bedienende kettingen zijn opgenomen. De jukken waarop de brug is aangebracht bestaan uit een rij houten palen waarover dubbelzijdig een beplanking is aangebracht waardoor hier meer sprake is van pijlers. Op de tekening staan de posities van de oude jukpalen nog aangegeven binnen de nieuwe pijlers. De eerste generatie dubbele basculebruggen met hellende vallen ondervonden grote problemen met de spatkrachten. Door de geringe hellinghoek was de druk op de onderbouw groot en de bruggen vertoonden veel vervormingen. Wellicht was dit de reden voor het na zo’n korte termijn vervangen van de brug door een enkele ophaalbrug zoals aangegeven op de hiervoor genoemde tekening uit 1939-1940, want op een ontwerptekening van gemeentewerken Enkhuizen staat al in 1937 een vervanging van een dubbele basculebrug door een enkele houten ophaalbrug. Op de bouwtekening van de Dienst der Zuiderzeewerken anno 1939-1940 staat een nieuwe ophaalbrug aangegeven.
De enkele ophaalbrug zoals die in 1949 wordt gerealiseerd komt overeen met de huidige brug waarvan de balans momenteel is verwijderd. De hameipoort en bijbehorende onderdelen zijn in hout uitgevoerd evenals de jukken met kruislings aangebrachte verbanden. Het val en de vaste brugdelen zijn opgebouwd uit stalen liggers met een houten brugdek. Het val is voorzien geweest van houten brugleuningen. De houten aanbruggen hebben hekwerken opgebouwd uit stalen hoeklijnen. De brugonderdelen staan beschreven in de paragraaf “Beschrijving” van het bouwhistorische rapport. De gemetselde aanbruggen zijn grotendeels ongewijzigd gebleven. De posities van de gietijzeren balusters komen overeen met de natuurstenen leuningneuten die ook zichtbaar zijn op oudere foto’s. Met het verwijderen van de balans is ook het val verwijderd en vervangen door een aluminium rolbrug over stalen profielen.
Volgens een onderzoeksdossier van DHV Raadgevend Ingenieursbureau uit 1986 zouden de frontmuren omstreeks 1982 opnieuw zijn opgemetseld. Hierbij zijn in het werk gestorte betonbalken aangebracht ter versterking en verankering van de constructies van de gemetselde aanbruggen.
Samenvattend begint de bouwgeschiedenis van de Compagniesbrug met de aanleg van de Oosterhaven in 1560. De brug vormt een eeuwenoude belangrijke verbinding tussen de stad en de Wierdijk en heeft een grote bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van dit gebied. Op basis van de oude stadskaarten is er vanaf 1645 sprake van een houten dubbele ophaalbrug. Vanaf circa 1666 bestaan de aanbruggen uit gemetselde
welfbruggen. Tussen 1900 en 1920 zijn de aanbruggen verlaagd en is de dubbele ophaalbrug vervangen door een deels houten, deels metalen basculebrug, die op zijn beurt in 1949 is vervangen door een enkele houten ophaalbrug. Rond 1982 zijn de frontmuren van de aanbruggen vernieuwd. Tot ongeveer 2004 heeft deze brug dienst gedaan waarna de balans en het val zijn verwijderd en vervangen door een aluminium rolbrug.