Michel Bakker
De Amsterdamse schilder Martin Monnickendam was bij leven al zeer gevraagd. Zijn oeuvre is dan ook veelomvattend. Het beroemdst zijn misschien wel zijn schilderijen van theaterloges vol publiek. Tussen 1929 en 1938 bezocht hij Italië vijf maal. Hij was gefascineerd door het Italiaanse licht. De vele studies in (pastel)krijt en waterverf die hij daar maakte, kon hij later uitwerken tot schilderijen. Zo ook deze zeer bijzondere Ponte Sant’ Angelo.
Martin Monnickendam in Rome, kijkend naar de Engelenbrug en –burcht, juli/augustus 1934, de foto zou gemaakt zijn door dr. Feltkamp, Collectie Stichting Vrienden van de schilder Martin Monnickendam. Dit lommerrijke punt aan de stadszijde van de Tiber ligt ongeveer tegenover het huidige ‘Palazzo della Giustizia’. De Tiber maakt daar een flauwe bocht. Monnickendam stond boven de metershoge kademuren, die in de late 19de eeuw werden aangelegd toen de Tiber gekanaliseerd werd om een eind te maken aan de vele overstromingen. Bij de constructie van de nieuwe pijlers en landhoofden sneuvelden de vijf kleinere overspanningen. Monnickendam heeft meerdere schilderijen gemaakt van de Engelenbrug.
DE BRUG
Ponte Sant’ Angelo mag men beschouwen als de mooiste antieke Romeinse brug. Gebouwd als ‘Pons Aelius’ tijdens het bewind van keizer Hadrianus in 134 n.Chr. ‘Aelius’ was de familienaam van Hadrianus. De brug leidt naar ‘Castel S. Angelo’, ook bekend als het Mausoleum van Hadrianus. Dit mausoleum ziet u rechts op het schilderij. (fig. 1) De cilindervormige opbouw ervan bestaat uit travertijn en tufsteen en is twintig meter hoog. De keizer liet het in de laatste jaren van zijn regering bouwen als mausoleum voor zichzelf en zijn opvolgers. Keizer Septimius Severus voltooide de bouw in 193 n.Chr. In 590 had paus Gregorius de Grote een visioen van de aartsengel Michael die bovenop het mausoleum zijn zwaard in zijn schede stak en daarmee het einde van de pestplaag die Rome toen trof, aankondigde. Sindsdien dragen zowel het mausoleum als de brug de naam ‘Sant’ Angelo’. Het mausoleum zou ook als fort dienst gaan doen. Sinds 1277 verbindt de zogeheten ‘Passetto di Borgo’ het beveiligde fort met het Vaticaan, een meermalen noodgedwongen gebruikte vluchtroute. Weer later werd het gevangenis en sinds 1870 is het een museum.
Ook de brug werd opgebouwd uit travertijn en de tufsteen-variant peperino. In aanvang had de ‘Pons Aelius’ acht bogen. Drie centrale bogen met een overspanning van 18,39 meter, geflankeerd door in totaal vijf bogen met geringere overspanningen tussen de 3 en 7,5 meter. De drie middelste bogen van de Ponte Sant’ Angelo zijn oorspronkelijk. Aan het begin van de brug stonden beelden van de apostel Petrus (gemaakt door Lorenzo Lotti, beter bekend als Lorenzetto, circa 1530) en de apostel Paulus (gemaakt door Paolo Romano in 1463). Beide beelden werden daar in het midden van de 16de eeuw geplaatst. Ook werden er beelden geplaatst van onder meer de aartsvaders en de evangelisten. In de loop van de 17de eeuw raakten al deze beelden te zeer in verval. Paus Clemens IX gaf daarom in 1669 de toen al zeventigjarige Bernini de opdracht tien barokke beelden van engelen voor de brug te vervaardigen.
Bernini maakte de schetsen en zijn leerlingen Antonio Raggi, Antonio Giorgetti en Ercole Ferrata voerden de opdracht tussen 1660 en 1667 daadwerkelijk uit. De engelen dragen de lijdenswerktuigen van Christus, de zogeheten ‘Arma Christi’. De engel met de titulus cruxis (het kruisopschrift INRI) en de engel met de doornenkroon werden overigens wel door Bernini zelf gemaakt. De paus vond ze echter zo mooi dat hij ze voor zichzelf hield; ze staan nu in de kerk ‘Sant’ Andrea delle Fratte’. Op de brug werden toen maar kopieën geplaatst. In de volksmond is de brug met de plaatsing van deze engelenschaar ook Engelenbrug gaan heten.
De brug is een belangrijke toegangspoort tot de St. Pieter – midden op het schilderij – en het Vaticaan. Een gebeurtenis in 1450 geeft een indruk van het aantal bedevaarders tijdens een zogeheten Heilig Jaar. In dat jaar kwamen 128 pelgrims om tijdens een paniek die ontstond op onze brug bij de Engelenburcht. Het feit dat op één brug zoveel slachtoffers konden vallen, geeft aan hoe vol de stad moet zijn geweest. In het allereerste Heilig Jaar, 1300, was de drukte op deze brug naar de St. Pieter en terug al zo groot dat paus Bonifacius VIII afkondigde dat iedereen rechts moest houden. Tot op de dag van vandaag houdt men zich in het verkeer op het vasteland van Europa aan deze pauselijke verordening. Se non è vero, è ben trovato. (Als het niet waar is, is het goed verzonnen).
DE SCHILDER
Martin Monnickendam (fig. 2) werd op 25 februari 1874 in Amsterdam geboren als zoon van een boekhouder bij een ‘en gros’ leerzaak. Op de H.B.S viel zijn tekentalent al op en de jonge Martin nam les bij de schilder J.A. Rust. Van 1891 tot 1985 volgde hij de colleges en lessen aan de hoofdstedelijke Rijksacademie van Beeldende Kunsten. De bekende Nederlandse schilder en lithograaf August Allebé was er één van zijn docenten; Lizzy Ansingh – later een van de Amsterdamse Joffers – een vriendin. Na zijn studie bezocht hij Londen en Parijs. In deze laatste stad deelde hij samen met de etser Pieter Dupont een atelier aan de Rue Boffin. Hij volgde colleges aan de ‘Ecole des Arts et Metiers’ en legde daar de grondslag voor het gelijknamige schilderij dat hem later beroemd zou maken. In 1901 dong hij voor de derde keer mee naar de ‘Prix de Rome’. Het onderwerp was deze keer ‘Boaz en Ruth’, een bijbels echtpaar. Hij moest het in de eindstrijd opnemen tegen A.H. Gouwe, P.C. Mondriaan en M. Butter. Monnickendam kreeg zilver. Teleurgesteld weigerde hij de prijs te aanvaarden. In 1907 werd hij stemhebbend lid van de kunstenaarsvereniging ‘Arti et Amicitia’ aan het Amsterdamse Rokin. Een jaar eerder huwde hij met Alice Mouzin, directrice van de Industrieschool voor Vrouwelijke Jeugd. Zijn faam als schilder steeg. In 1909 kreeg hij de gouden medaille in München voor het schilderij ‘École des Arts et Metiers’ en een gouden medaille tijdens de Vierjaarlijkse, een schilderijententoonstelling in het ‘Musis Sacrum’ te Arnhem, voor zijn schilderij ‘De Fruitverkoopster’. Kunsthandel Kleykamp organiseerde zijn eerste solo-expositie in 1910. Meer gouden medailles zouden nog volgen; een heel bijzondere kreeg hij van Koningin Wilhelmina voor zijn schilderij ‘Salomé’. Met Willem Witsen zond hij in 1915 werk in voor de tentoonstelling ter gelegenheid van de opening van het Panamakanaal. In 1920 exposeerde hij te Brighton met onder anderen Jan Toorop, Willem Witsen, Lizzy Ansingh, Kees van Dongen en Jan Sluyters. Vier jaar later kreeg hij een eretentoonstelling aangeboden in het Stedelijk Museum ter gelegenheid van zijn 50ste verjaardag. Tussen 1929 en 1938 reisde de schilder vijf keer naar Italië. In 1934, zijn vierde Italiëreis, bezocht hij Rome en Siena. Monnickendam overleed als gelauwerd schilder ten gevolge van een longontsteking op 4 januari 1943 in zijn geboortestad.
DE STICHTING
De Stichting Vrienden van de schilder Martin Monnickendam, opgericht in 1973, beheert de nalatenschap aan schilderijen, pastels en tekeningen. Zij catalogiseert en restaureert de werken ook. Restauratie is soms nodig wegens het loslaten van de verf. De Stichting heeft mede als doelstelling het onderbrengen van de werken in openbare collecties en zo werden schenkingen gedaan aan: Het Stadsarchief Amsterdam (900 werken), het Rijksmuseum, het Amsterdam Museum, het Teylers Museum, de Fondation Custodia, het Scheepvaartmuseum en het Joods Historisch Museum. Exposities werden georganiseerd in diverse musea (Singer, het Joods Historisch Museum en laatstelijk het Teylers Museum). Met dank aan: Mr. R.J.C. van Helden en drs. Antoon Erftemeijer.