|
G. Jan Arends en Lilian FopmaDe oude binnenstad van Harlingen wordt aan de oostzijde begrensd door de Noordoostsingel en de Zuidoostersingel. Dit water aan de oostzijde van Harlingen wordt op sommige kaarten aangeduid als het noordelijke deel van de Harlingervaart. Beide singeldelen worden gescheiden door de Franekertrekvaart, in oude bronnen ook wel aangeduid met Harlingertrekvaart. Rond deze kruising van waterwegen liggen drie beweegbare bruggen. Alle drie de bruggen hebben de status van Rijksmonument. De twee bruggen over de singels zijn uitgevoerd als ophaalbrug. Ze zijn vrijwel identiek voor wat betreft de constructie. De noordelijke brug over de Noordoostersingel is de Singelbrug (fig. 1). Deze verbindt het Franekereind met de Noorderkade. De zuidelijke ophaalbrug over de Zuidoostersingel is de Oosterbrug, die het Franekereind met de Franekertrekvaart verbindt. Aan de stadszijde van de voormalige trekvaart ligt de Franekereindsbrug, uitgevoerd als draaibrug. DE OOSTERBRUGDe brug over de Zuidoostersingel ontbreekt op kaarten van rond 1600 maar ook uit kaarten uit bijvoorbeeld 1664 en 1838. Om vanuit de stad op de Trekweg langs de zuidelijke zijde van de trekvaart naar Franeker te komen, moest men een brug passeren die over de ingang van de trekvaart lag. Deze brug is op genoemde kaarten weergegeven. Waarschijnlijk is er kort na 1838 alsnog een houten draaibrug over de Noordoostsingel gebouwd. Deze brug werd de Paardenbrug (fig. 2) genoemd en verbond het Franekereind met de Franekertrekvaart. DE SINGELBRUGIn de 17de eeuw werd er een brug gebouwd tussen het Franekereind en de noordelijke kade van de Franekertrekvaart. Op de kaart uit 1664 is te zien dat de Singelbrug waarschijnlijk was uitgevoerd als twee houten ophaalbruggen achter elkaar. De bruggen lijken niet in de eerste plaats te zijn bedoeld voor het doorlaten van schepen, maar voor het afsluiten van de stad. Zij hadden dus vooral een defensieve, militaire functie. Ook een kaart van de Harlingertrekvaart uit 1838 HOLLANDSE TYPEBeide ophaalbruggen zijn uitgevoerd als enkele ophaalbrug van het Hollandse type. Bij dit type ligt het draaipunt van de balans boven de hameipoort. Om de brug te kunnen bewegen moet het draaipunt tevens iets achter de hameipoort liggen, dat wil zeggen iets verschoven in de richting van het contragewicht. De twee hameistijlen van het portaal zijn verbonden door een tralieligger, eigenlijk een viervoudig vakwerk van slanke hoekprofielen, waarvan de knooppunten zijn VERBREDING OOSTERBRUGIn 1952 werd de Oosterbrug ingrijpend aangepast. Het stalen val werd vervangen waarbij aan weerszijden voetpaden werden toegevoegd. Hierdoor werd de constructie zwaarder en daarmee ook het contragewicht in de balans (fig. 6). Boven het bestaande contragewicht werden nog eens twee I-profielen gemonteerd, waartussen gietijzeren gewichten werden geplaatst. Daarnaast is achter de onderste rij als extra ballast ook nog een betonnen balk geplaatst. Blijkbaar was de hameipoort en de balans sterk genoeg om het hogere gewicht te kunnen dragen. De hangstangen zijn wel verzwaard. BEWEGINGSMECHANISME OPHAALBRUGGENDe beide ophaalbruggen werden met een handbediende slinger bewogen. In de zuidelijke hameistijl is een tandwielstelsel met ketting geplaatst dat een rondsel aandreef. Dit rondsel grijpt in een getand kwadrant dat op het val is gemonteerd. Het getand kwadrant van de Oosterbrug is waarschijnlijk in 1952 versterkt met een opgelaste rib en aan de buitenzijde een hoekprofiel. Omdat het bewegen van de brug een zwaar werk was en ook niet zonder gevaar voor DE FRANEKEREINDSBRUGWaar nu de Franekereindsbrug ligt, lag vroeger de stadsmuur met een water- en landpoort. Op een kaart uit 1665 worden deze aangeduid als Franeker Pijp en Poortje (fig.8). Aan de stadszijde lijkt een vaste brug te liggen. Bij het slopen van de stadmuur en de poorten is ook de overbrugging gesloopt. Om het Franekereind te passeren moest men gebruik maken van de iets westelijker gelegen Lammertwarnderbrug. Deze brug was in de 19de eeuw gebouwd als een ongelijkarmige draaibrug met een geklonken ijzerconstructie. De huidige ongelijkarmige draaibrug brug dateert van 1914 en moest de Lammertwarnderbrug vervangen (fig. 9). De brug heeft een geklonken staalconstructie. Het draaipunt bevindt zich aan de zuidzijde (fig. 9). De brug is vervaardigd door de firma R. Koster in Stadskanaal. Aan weerszijden van de brug is naast de naamplaat van de fabrikant ook het wapen van Harlingen aangebracht (fig. 10a+b). In 1964 is er een plan geweest om de draaibrug te vervangen door een brede basculebrug. Dit is echter niet gerealiseerd. De geklonken stalen plaatliggers hebben ter plaatse van het draaipunt een grotere hoogte dan bij het uitkragende deel. De brug draait rond een spil die op het zuidelijke landhoofd is geplaatst (fig. 10a). Rond deze spil bevindt zich een cirkelvormige tandbaar. Langs deze tandbaar kan een aan de brug gemonteerd rondsel worden bewogen waardoor de brug open of dicht draait. In het brugdek is een afsluitbare opening uitgespaard, waardoor via een tandwieloverbrenging het rondsel en daarmee de brug kan worden bewogen. De brug is handbediend. Op het rondsel kan een bedieningskruk worden geplaatst. Rond de cirkelvormige tandbaar ligt tevens een rolbaan. Hierover lopen vier aan de brug gemonteerde stalen wielen (fig. 11). In gesloten stand kan de brug aan de noordzijde worden opgezet. Onder de brug is daarvoor BALUSTRADERond en op de drie bruggen is een hekwerk aangebracht. Die op en nabij de Singelbrug en die rond en op Franekereindsbrug hebben thans dezelfde uitvoering. De afstand tussen de stijlen is beurtelings kort en lang. Bij de lange afstand zijn drie regels aangebracht. Door de onderste en middelste regel lopen verticale stijlen. Bij de korte afstand is de middelste regel wat naar boven geplaatst. Eronder bevindt zich een patroon van een onderverdeelde gotische boog met op de top een kruis. De ontwerptekening van de Singelbrug laat een iets ander beeld zien, maar de definitieve tekening toont de huidige configuratie. De ontwerptekening van de Franekereindsbrug toont een balustrade met afwisselend korte en lange hekwerken (fig. 12). De korte hekwerken bevatten een ‘romaanse’ boog. Twee van de drie tussenstijlen zijn voorzien van twee stel ‘uitsteeksels’. Onder de boog wordt daarmee een soort lelie gevormd en boven de boog een kruis. De lange hekwerken hebben negen stijlen. Tussen de derde en de vijfde stijl is een kleine boog gemaakt met daartussen aan de middelste stijl een ‘lelie’ en daarboven een kruis. Op oude foto’s is dit leuningwerk te zien maar bij een latere restauratie is dit hekwerk vervangen door een hekwerk gelijk aan dat van de Singelbrug. Bij de Oosterbrug was in 1908 een balustrade geplaatst waar tussen de hoofdstijlen vier regels met spijlen waren gemonteerd. Door de spijlen en tussenregels liep een boog. Dit hekwerk is na 1952 vervangen door een eenvoudige balustrade met beurtelings korte en langere afstanden tussen de hoofdstijlen. De spijlen liggen iets verder uit elkaar dan die bij de Singelbrug en de Franekereindsbrug. Bij de korte afstanden is de bovenregel evenals bij die bruggen iets naar boven geschoven. RESTAURATIEHarlingen bevindt zich als kustplaats in een gebied met Corrosieklasse C5M. De conservering heeft het hiermee zwaar te verduren en zal derhalve een zeer hoge prestatie moeten leveren. Decennia lang bijwerken, overlagen en noodreparaties hebben uiteindelijk geresulteerd in een onderhoudsachterstand van de drie bruggen. De bruggen verkeerden rond 2010 in een matige tot slechte staat van onderhoud. Er was veel roestvorming te zien. Een grondige KLINKEN EN LASSENBij de restauratie zijn de drie bruggen losgemaakt van de onderbouw en op een ponton gehesen. Vervolgens zijn ze naar de constructiewerkplaats van De Boer & De Groot gebracht, alwaar de bruggen op vakkundige wijze zijn gerestaureerd. Daarbij is zoveel mogelijk het oude karakter van de bruggen gehandhaafd. Ook is gebruik gemaakt van oude technieken, zoals het klinken van de verbindingen (fig. 13.a en 13.b). Slechte stukken staal, buiten de VERSTERKING OOSTERBRUGDe restauratie van de Oosterbrug viel voor een groot deel in categorie 3: vernieuwen. Zowel de hamei als de balans moesten verstevigd worden. De hameistijlen moesten worden voorzien van extra verstijvingsstrippen op de flenzen van de UNP’s. Bij de balans moesten extra strippen aan de boven- en onderzijde van de samengestelde priemen worden aangebracht. Op de hameistijlen waren ter plaatste van de vereiste verstevigingen geen klinknagels aanwezig maar bij de balans was dit wel het geval. Daarom zijn de strippen van de hamei gelast en die van de balans geklonken (fig. 5.a en b). Voor de balans had dit verregaande consequenties. De bestaande geklonken strippen moesten eraf gehaald worden. Dit hield in dat alle klinknagels over een lengte van 8 meter moesten worden verwijderd. De bestaande strip werd vervangen door een twee keer zo dikke strip en na het overnemen van de gaten en het preconserveren ervan zijn de nieuwe strippen weer door middel van klinknagels vastgezet. Ook bij het ontwerp van de nieuwe ballastkist, moesten er een aantal lastige afwegingen gemaakt worden (fig. 14). Naast constructieve veiligheid spelen esthetiek en de conservering een grote rol. Hoe zorg je dat de balans haar slanke silhouet weer terugkrijgt, passend in het geheel en zonder gekunsteld te zijn? Door de kist niet rechtstreeks tegen de priemen aan te monteren maar op de oorspronkelijke wijze met hoeklijnen met daar tussenin de geklonken INP’s en een gepaste afstand van de priemen werd een situatie verkregen die aan alle drie criteria voldeed. Bovendien geeft het resultaat het gevoel dat het nooit anders geweest is. Een minder geslaagde wijziging in het verleden is daarmee ongedaan gemaakt. RESTAURATIE BEWEGINGSWERKENBij een restauratie van een brug speelt het bewegingswerk en het eventuele opzetwerk een prominente rol. Het zijn allemaal gemonteerde en dus demontabele verbindingen en bijna vanzelfsprekend, op eventuele eerdere reparaties na, met uitsluitend Engelse maatvoering. Niet alles lijkt door de ogen van nu bekeken even logisch uitgevoerd in het verleden. Toch is er vroeger goed over nagedacht en komen we een aantal vernuftige systemen tegen. De deksels van de lagerhuizen zijn bijvoorbeeld gemonteerd met bouten met een vierkante kop die aan de onderzijde van het lagerhuis ingestoken worden en deze vallen op hun beurt weer in een vierkante uitsparing, hiermee wordt simpelweg voorkomen dat de bouten meedraaien tijden de bevestiging van het deksel. De bouten verwijderen is al een hele klus, maar nog belangrijker is dat de bouten op dezelfde plek en in dezelfde positie terug worden gemonteerd. Alles is letterlijk met de hand gemaakt en heeft zijn eigen unieke plekje. Vanwege het feit dat de bouten van staal zijn en de lagerhuizen van gietijzer, worden de bouten (op de schroefdraad na gestraald en geschoopeerd; ook de gaten in de huizen kunnen dan RESTAURATIE BALUSTRADEHet hekwerk bij de Singelbrug heeft zijn oorspronkelijke vorm behouden. Bij de Franekereindsbrug is het bestaande hekwerk gelijk aan dat van de Singelbrug gehouden. Er is hier niet gekozen voor het terugbrengen van een hekwerk met de oorspronkelijke vormgeving. VERANTWOORDINGBij het schrijven van dit artikel is deels gebruik gemaakt van het boekje
|