Michel Bakker
Generaties zijn er mee opgegroeid, met de Avonturen van Kuifje. Wie kent niet de frisgekuifde reporter met zijn hond Bobbie, zijn vrienden kapitein Haddock, professor Zonnebloem en de detectives Jansen en Janssen? Minder bekend is de werkmethode van geestelijk vader Hergé, die in de aanloop naar een nieuw album zeer gedegen onderzoek deed naar bron en beeld. Zo ook naar een wel heel specifieke brug.
Hergé werd als Georges Prosper Reni Reni – geen typefout - in 1907 te Etterbeek in de Brusselse agglomeratie geboren. Als striptekenaar en scenarist zou hij wereldfaam gaan genieten. Samen met Willy Vandersteen (Suske en Wiske), André Franquin (Guust Flater) en René Goscinny (Asterix en Obelix) is hij een van de grootste tekenaars van de Europese stripkunst van de 20ste eeuw. Bekendst uiteraard om zijn reizende reporter Kuifje. In totaal zouden er 23 albums verschijnen, de eerste in 1929: ‘Les aventures de Tintin, reporter du Petit Vingtième, au pays de Soviets’. Nog steeds heeft zijn werk een universele aantrekkingskracht. Kenmerkend in zijn werk is zijn heldere tekenstijl, de zogeheten ‘klare lijn’. Het zijn meest tekeningen met contourlijnen die dan met vlakke kleuren worden ingevuld. Er wordt niet of nauwelijks gebruik gemaakt van schaduwen of arceringen. Hergé verwees vaak naar de (politieke) geschiedenis van de 20ste eeuw; zijn eigen verleden en dat van de wereld om hem heen inspireerde hem. Als voorbeeld van een nabije inspiratie: de vader van Hergé ging vaak wandelen met zijn tweelingbroer Léon, beiden droegen dan een bolhoed en hadden een wandelstok in de hand - de geboorte van Jansen en Janssen. Met kapitein Haddock deelde Hergé overigens een passie voor whisky.
Na het verschijnen van het album ‘De Blauwe Lotus’ in 1936 liet Hergé het vrije tekenen los en begon er een ware zoektocht naar bestaand en werkelijk beeldmateriaal als leidraad voor zijn tekeningen. Hij koos in zijn perfectionisme voor een realistisch decor. Auto’s werden getrouw afgebeeld, wapens werden overgenomen uit catalogi van wapenfabrikanten, camera’s werden nagetekend van een Leica-advertentie, kleding uit modebladen, havens en stadsgezichten van aanzichtkaarten enz. Zijn abonnementen op ‘National Geographic Magazine’ en ‘Paris Match’ waren hem daarbij eveneens zeer behulpzaam. Zo komen wij aan bij het album ‘Kuifje en de Zonnetempel’. Ook hier heeft Hergé zeer nauwgezet onderzoek gedaan naar beeldmateriaal dat hij kon gebruiken. Het verhaal in het kort: Een verschrikkelijke vloek treft de leden van een etnografische expeditie Sanders-Hardmuth. Zij deden onderzoek naar de Inca- cultuur en namen onder meer een mummie mee naar Europa. Professor Zonnebloem – als stripfiguur geïnspireerd op de Zwitserse natuurkundige prof. Auguste Piccard - wordt ontvoerd. Kuifje en Haddock gaan hem zoeken en belanden in Peru. Ze worden net als hij gevangengezet door Inca-nazaten en ontsnappen op het nippertje aan de dood op de brandstapel dankzij een zonsverduistering.
Beroemd is de scene waarbij Kuifje, Haddock en Bobbie per trein door Peru reizen. Onverlaten ontgrendelen de wagon waarin zij zich bevinden. Met steeds toenemende snelheid raast de wagon over de rails de berg af, een wisse ontsporing en dood tegemoet. Haddock redt zich bijtijds door van de trein te springen. Kuifje moet Bobbie nog uit de coupé halen en inmiddels is dan de snelheid van de wagon te groot om nog een sprong te wagen. Hij besluit te wachten tot de op hol geslagen wagon een duizelingwekkend hoge brug passeert en redt het vege lijf door van enorme hoogte in het water te springen, zijn trouwe viervoeter onder de armen. Gezien de voorkeur van Hergé voor het ‘realistisch decor’ is dan de vraag gerechtvaardigd: bestaat die brug?
Daarvoor moeten we te rade gaan bij de beeldcollectie van Hergé. Zo blijkt hij in het bezit te zijn geweest van de tweedelige ‘Encyclopédie des Chemins de Fer illustrée’. Zodoende had hij geen enkele moeite met de exacte weergave van de Peruaanse locomotief en trein. En voor de brug waar Kuifje met Bobbie vanaf sprong, had hij zelfs modellen gemaakt. Hiervoor heeft hij het boek van Charles Wiener, ‘Pérou et Bolivie’, ter hand genomen. Dit lijvige werk van Wiener verscheen in 1880. Wiener (1851-1913) was een Oostenrijks-Franse wetenschapper en ontdekkingsreiziger. Hij had, net als de expeditie van Sanders-Hardmuth, een expeditie naar Peru geleid (in opdracht van het Ministère de l’Instruction Publique, in 1975, 1976 en 1977) en was zelfs dichtbij de ontdekking van de Inca-stad Machu Picchu gekomen. Hij was met talloze schetsen teruggekeerd. Deze vormden het ruwe materiaal voor de ruim 1100 gravures in zijn boek. En hier komen we dicht op de huid van Kuifje. Wiener reisde onder meer over een deel van de latere Oraya-spoorweg. De spoorreis over het destijds gereedgekomen deel van deze beroemde ‘transandin’, die de verbinding zou gaan vormen tussen de kust van de Pacific en het stroomgebied van de Amazone, voerde hem naar evenzeer schitterende als beangstigende routepassages. Ernesto Malinowsky, de Poolse hoofdingenieur van de spoorlijn, stelde hem voor zijn treinreis een locomotief ter beschikking. Hoewel Wiener met name archeologische en etnografische doelen voor ogen had, maakte de tocht zelf ook veel indruk. De route begon in Callao, een voorname havenplaats in Peru. Over de hoofdstad Lima ging het richting de bergketen van de Andes. Onderweg maakten de steile flanken van leisteen en kwarts en onpeilbare afgronden de tocht voor hem adembenemend. Wiener passeerde al een dertigtal bruggen en een veertigtal tunnels. Beroemd was het Verrugas viaduct met drie smeedijzeren pijlers van 44, 77 en 57,5 meter hoog, destijds de hoogste brug ter wereld. Het werk aan de spoorlijn startte al in 1851. In 1869 nam de Noord-Amerikaanse aannemer-ingenieur Henry Meiggs het werk van de aanleg over. Naar verluidt legde hij al het eerder studiemateriaal naar het gewenste traject voor zijn ‘railway in the clouds’ terzijde en zei: “Ik zal de rails aanleggen waar de lama’s lopen.” In 1890 staakte het zwoegen in de bergen. Zowel politieke als financiële redenen lagen hieraan ten grondslag. Uiteindelijk bereikte men het mijnstadje Oraya in 1893 “ver weg van enig centrum van beschaving, van enige begaanbare weg. De fluit van de locomotief die het station binnenrijdt is niet de wanhoopskreet van de beschaving die zich verloren waant, alleen in de woestijn..”
Daarvoor moest overigens wel een tunnel nabij de toppen van de Andes worden aangelegd: de fameuze Galera, met een lengte van 1.173 meter, 127 kilometer van Lima verwijderd en op een hoogte van 4.781 meter boven zeeniveau, dat is slechts circa 27 meter lager dan de top van de Mont Blanc! Al met al een epische spoorlijn, in kranten over de gehele wereld ook wel aangeduid als een cyclopische onderneming. Een lange tijd onovertroffen spoorwegprestatie. De Nieuwe Zeeuwse Courant schreef op 19 januari 1926: “Nergens ter wereld stijgt de locomotief tot zulke groote hoogten omhoog als in het Andesgebergte (Zuid-Amerika). De hoogste spoorweglijn der aarde was langere tijd de Oraya-spoorweg die van de hoofdstad van Peru, Lima, naar de mijnstad Oraya loopt en waarvan het hoogste punt op een hoogte van 4769 meter boven de zee ligt. Onlangs zijn echter door de Antofagasta-Bolivië-spoorweg twee nieuwe zijlijnen aangelegd, die tot nog grotere hoogten doordringen en in bereikte hoogte den top van den Mont Blanc een weinig overtreffen.” Voorafgaand aan de loskoppeling van de wagon zaten Kuifje, Haddock en Bobby overigens nog genoeglijk gedrieën in de coupé. Zij passeerden ook toen een brug, zie de afbeelding van de albumpagina 13. Het betreft hier mogelijk de Copa-brug. Meerdere gravures in het boek van Wiener vormden voor Hergé een bron van inspiratie. Voor dit artikel is de brug op p. 462 van belang: ‘Grand pont en fonte du chemin de fer de la Oraya et l’ancien pont suspendu en fibres végétables. De genoemde oude hangbrug met kabels van gevlochten materiaal heeft het helaas niet gehaald tot Kuifje’s avonturen. De hoge gietijzeren brug is echter onmiskenbaar de brug waar de reporter met hond vanaf sprong: de ‘brug van Kuifje’. Kuifje sprong dan van de Chaupichaca-brug in het hoogst waarschijnlijk ijskoude water van de Rio Rimac. Hergé overleed in 1983. In 2009 opende het Hergé Museum in Louvain-la-Neuve.
DANKWOORD
Jan Aarnout Boer, Tom van der Geugten, Ton van Sligter en Alex van der Sluijs (Hergé genootschap), Koninklijke Bibliotheek, Evelien Pieterse (Spoorwegmuseum), Olga van der Klooster, Hergé Museum, Arthur Wijling.
Literatuur
Michael Farr, Kuifje, Droom en werkelijkheid, Brussel 2002.
Rodrique Lévesque, Railways of Peru, ferrocarriles del Peru, deel II, East of Lima, Quebec 2008.
E. George Squier, Peru. Incidents of Travel and Exploration in the Land of the Incas, New York 1877.
Charles Wiener, Op.cit. www.catskillarchive.com
Download hier het artikel in pdf-formaat