Bruggenstichting
Welkom op de website van de Nederlandse Bruggenstichting

Het doel van het platform is het vergroten van de technische en architectonische kwaliteit van Fiets+voetbruggen. Dat wil het Platform bereiken door het verspreiden van kennis over het ontwerp proces in samenwerking met alle betrokken partijen.
Trogbrug
![]() |
Een trogbrug is een brug waarbij het brugdek tussen de hoofdliggers aan de onderzijde van de liggers wordt aangebracht. De bovenkant van het rijdek ligt dus maar weinig hoger dan de onderkant van de brug. Een trogbrug is een speciale uitvoering van de liggerbrug. De ligger vangt de verticale krachten op, en het rijdek zorgt ervoor dat de ligger niet in horizontale richting kan doorbuigen.
|
Kwakelbrug
Een kwakel, ook wel kwakkel of til genoemd, is een kleine, hoge en smalle voetgangersbrug, over een vaart of sloot, vaak aan weerszijden voorzien van trappen.
Een kwakel of quakelbrugge is volgens het Middelnederlands handwoordenboek een smal en hoog trapbruggetje. Een simpel bruggetje voor voetgangers, dat de mensen in staat stelde om van hun huis of boerderij op de doorgaande weg te komen. Dergelijke bruggen kwamen in het verleden veel voor, omdat in die tijd het vervoer over water belangrijker was dan het vervoer over de weg en er op deze manier een vaartuig met hooi, groente e.d. onderdoor kon.
Etymologisch gezien acht men het woord Kwakel of Kwakkel verwant met wankel in de zin van onvast of onbestendig. (vergelijk: kwakkelwinter). Kwakels worden dus benoemd als wiebelige bruggetjes. Het dorp De Kwakel in Noord-Holland is naar zo'n kwakel genoemd.
Vlotbrug
Brug waarvan het beweegbare deel bestaat uit twee drijvende vlotten die dwars op de vaarweg vanuit de oever kunnen worden in- en uitgevaren.
In gesloten toestand liggen de drijvende vlotten tegen elkaar midden in de vaarweg. Nabij de oever sluiten ze met een overgangsklep aan op koebruggen* die op de landhoofden zijn opgelegd. Het wegverkeer kan dan van de ene oever via koebrug, overgangsklep, drijvend vlot, tweede drijvend vlot, overgangsklep en tweede koebrug naar de andere oever rijden. Om de doorvaart te openen voor de scheepvaart kunnen de drijvende vlotten onder de koebruggen getrokken worden. Vlotbruggen werden in de negentiende eeuw ontwikkeld als een goedkope oplossing, toen beweegbare bruggen voor grotere overspanningen nog niet tot de mogelijkheden behoorden. De vlotten waren oorspronkelijk van hout en werden later vervangen door metalen pontons.
In ons land bestaan thans nog vier vlotbruggen, alle gelegen over het Noordhollands Kanaal. Ooit lagen er 18 van zulke bruggen over dit kanaal en er lagen er o.a. ook over het Merwedekanaal, de Overijsselse kanalen, het Kanaal door Voorne, de Haarlemmer Trekvaart en de Amsterdamse Realengracht. Groot nadeel van dit type bruggen is de beperkte toelaatbare mobiele belasting en de stabiliteit. In verband hiermee moet het (gemotoriseerde) verkeer het midden van de brug houden en is slechts één rijstrook op de brug beschikbaar. Het verkeer wordt daarom geregeld met een verkeersregelinstallatie. De brugcapaciteit is daarom beperkt.
Opmerkelijk is dat in de 21ste eeuw nabij Koedijk nog een nieuwe vlotbrug over het Noordhollands Kanaal is gebouwd.
Wat is een brug?
Een brug is een vaste of beweegbare verbinding voor het verkeer, tussen twee punten die gescheiden zijn door een rivier, kanaal, kloof, dal, weg, spoorweg of een ander obstakel.
Een brug kan ontworpen zijn om een spoorweg, rijbaan, kanaal (kanaalbrug) of waterleiding (aquaduct) te dragen. Een lange brug wordt, als hij over een andere weg of spoorlijn loopt, ook wel een viaduct genoemd. Bruggen over een waterweg hebben soms een beweegbaar onderdeel; bij een kruising met een weg of spoorweg zal men de brug hoog genoeg maken of anders een gelijkvloerse kruising aanleggen.
Bruggen worden in de regel van gewapend beton, metselwerk, staal (eerder gietijzer) geconstrueerd. Voor korte en kleinere bruggen kunnen andere materialen zoals hout en bamboe gebruikt worden. Tegenwoordig is kunststof ook een veelgebruikt materiaal. Een brug bestaat in hoofdzaak uit twee onderdelen:
-
de bovenbouw, waarover het verkeer en dergelijke gaat, en
-
de onderbouw, met pijlers en funderingen, die de krachten van de brug op de ondergrond overbrengt.
In de oudheid ontstonden natuurlijke bruggen door omgevallen bomen, door de wind of het water uitgeslepen gaten in gesteenten.
Onze verre voorouders maakten gebruik van deze voorbeelden en maakten tevens nieuwe verbindingen, waar deze nodig werden geacht. Dit gebeurde door boomstammen of lange stenen naar de gewenste plaats te transporteren.
Clam Bridge in Engeland
Als de bovenstaande methoden niet tot het gewenste resultaat leidden of als grote stenen en lange boomstammen niet voorradig waren of te kort bleken voor de gewenste verbinding, moest men naar andere methoden omzien. Een van de gebruikte constructie methoden was het tegen elkaar stapelen van stenen, later in verband met de stabiliteit voorzien van een specielaag.
Een oude stenen welfbrug (ook wel boogbrug genoemd)
Brug van Lavertezzo in Zwitserland
Ook leerde men gevlochten kabels van lianen en touw toepassen, waardoor hangbruggen over diepe ravijnen of bredere rivieren konden worden gemaakt.
Nederland bestaat grotendeels uit vlakke en waterrijke gebieden. Men maakt daarom dankbaar gebruik van het water om mensen, dieren en goederen van de ene plaats naar de andere te vervoeren. Bij het maken van oeververbindingen moet er dus terdege rekening mee worden gehouden dat vaartuigen een dergelijke verbinding kunnen passeren. Naast het gebruiken van veerponten en schipbruggen maakt men daarom ook beweegbare bruggen, die omhoog of opzij kunnen worden verplaatst om de vaarweg vrij te maken.
Een veerpont, waarmee wegverkeer kan worden overgevaren
Omdat er in Nederland zoveel water is en het land doorgaans erg vlak, heeft Nederland een vooraanstaande positie op het gebied van beweegbare bruggen. We kennen in ons land vele verschillende uitvoeringen, die allemaal hun voor- en nadelen hebben. De meest voorkomende zijn: Ophaalbrug, basculebrug, draaibrug, rolbrug, hefbrug en de meer bijzondere: rolbasculebrug, staartbrug, vouwbrug, scholle, schipbrug.
Vaste brug
|
Een vaste brug is een brug die geen te openen delen heeft. De tegenhanger van de vaste brug is een beweegbare brug. Met een vaste brug wordt voorkomen dat verkeer hoeft te wachten bij brugopeningen. Veel bruggen in Nederland met een vrije doorvaarthoogte van Rijnvaarthoogte (9,1 meter boven het hoogste waterniveau) of meer zijn vaste bruggen. In sommige gevallen, met name in havengebieden en bij het kruisen van staande mast-routes, zijn beweegbare bruggen noodzakelijk. Soms is het fysiek niet mogelijk om een vaste brug in te passen, bijvoorbeeld omdat voor de benodigde doorvaarthoogte lange taluds of aanbruggen nodig zijn. Een alternatief is dan een beweegbare brug, aquaduct of tunnel, alhoewel hier vanuit kostenoogpunt niet altijd voor gekozen wordt. De drukste vaste brug in Nederland is de Galecopperbrug (A12) in Utrecht met ruim 200.000 voertuigen per dag. Als er geen rekening gehouden hoeft te worden met scheepvaartverkeer of als de brug over een (spoor)weg of ravijn ligt kan een vaste brug worden toegepast. Ook als een verkeersweg zó druk is dat een beweegbare brug een hinderlijke opstopping (file) veroorzaakt, wordt veelal een hoge vaste brug ontworpen. Bij het vaststellen van de eisen waaraan een brug moet voldoen gelden de volgende aandachtspunten.
Bij rivieren moet rekening gehouden worden met twee waterstanden: waterstand A is meestal in de zomer en de herfst aanwezig, het water bevindt zich dan tussen de "zomerdijken". De zomerdijk voorkomt dat de uiterwaarden 'szomers onderlopen. Bij voorkeur worden geen pijlers toegepast tussen de zomerdijken omdat deze hinder kunnen geven aan de scheepvaart. waterstand B is de Hoogst Bevaarbare Waterstand (HBW) en komt veelal in het voorjaar voor doordat sneeuw in de bergen dooit en er veel regenwater uit de hemel komt. Scheepvaart wordt niet meer toegelaten als de waterstand hoger is dan deze HBW.
De landhoofden moeten landinwaarts van de winterdijken zijn gelegen. Indien de landhoofden aan de rivierzijde van de winterdijken zouden liggen ontstaat bij hoge waterafvoer een ongewenste opstuwing van het water.
Enige pijlers in de uiterwaard worden toegelaten, mits deze niet te "dik" zijn, deze eis houdt ook verband met de ongewenste opstuwing van het water. Bij de HBW moeten de schepen nog onder de brug door kunnen varen. Voor de hoogte van de schepen wordt in Nederland veelal de zogenaamde "Rijnvaarthoogte" aangehouden, dit is 9,10 meter. De onderkant van de brug mag dus niet lager liggen dan 9,1 m + HBW. De breedte van de brug wordt bepaald door het type verkeer en de intensiteit daarvan. Voor een spoorbrug wordt de breedte bepaald door het aantal sporen dat op de brug moet worden aangebracht. Voor een verkeersbrug wordt de breedte bepaald door het aantal rijstroken en de nodige ruimte voor voetgangers en fietsers. Vooral op hoofdroutes met veel verkeer kunnen de bruggen zeer breed worden. Voorbeelden zijn de 70 m brede Galecopperbrug over het Amsterdam-Rijnkanaal in Utrecht in de A12; de Van Brienenoordbruggen in Rotterdam met 63 m breedte en de 43 m brede Moerdijkbruggen over het Hollands Diep. De oeververbinding tussen twee punten die van elkaar gescheiden zijn door een rivier bestaat dus uit een aantal delen:
Ook bij vaste bruggen kunnen een aantal typen worden onderscheiden; balkbruggen, liggerbruggen, plaatbruggen, trogbruggen, vakwerkbruggen, boogbruggen, boogbruggen met trekband, verstijfde staafboogbruggen, hangbruggen en tuibruggen. Hiernaast ziet u enkele typen van bruggen. |
Vakwerkbrug
Bij een vakwerkbrug bestaat de hoofdligger uit aan elkaar bevestigde driehoeken, die vormvast zijn. Neem als voorbeeld drie staafjes, bijvoorbeeld van karton en bevestig die met punaises aan elkaar. Je zult zien dat er maar één driehoeksvorm mogelijk is.
schets van drie staafjes en een driehoek
Met behulp van een passer is dit ook eenvoudig aan te tonen.
schets van een met de passer gemaakte driehoek
Door de hoofdligger op te bouwen uit vormvaste driehoeken, is die ligger ook vormvast. Er zijn vele vormen van vakwerken mogelijk,want elke driehoek is vormvast, welke vorm die dan ook zelf heeft.
Ligger met evenwijdige boven- en onderrandstaven, verticale staven en "vallende" diagonale staven. Men noemt een diagonaal "vallend" als deze gezien vanuit het oplegpunt van de hoofdligger naar het midden daarvan van boven naar beneden loopt.
schets van een enkelvoudig vakwerk met verticalen en uitsluitend vallende diagonalen (N-ligger)
Ligger met evenwijdige boven- en onderrandstaven, verticale staven en "stijgende" diagonalen. Men noemt een diagonaal "stijgend" als deze gezien vanuit het oplegpunt van de hoofdligger naar het midden daarvan van beneden naar boven loopt.
schets van ligger met evenwijdige boven- en onderrandstaven met stijgende diagonalen
schets van ligger met evenwijdige boven- en onderrandstaven, verticalen en afwisselend vallende en stijgende diagonalen
De oude verkeersbrug over de Waal bij Zaltbommel
schets van een zogenaamde tralieligger met zowel stijgende als vallende diagonalen
Men kan ook minder verticalen toepassen en grotere driehoeken maken. Dat betekent echter wel dat de lengte van de afzonderlijke staven toeneemt en er gevaar voor uitknikken bestaat als de drukspanning in die staven te hoog wordt. Men spreekt bij staven waarin voornamelijk drukspanningen voorkomen dan van een "grotere kniklengte".Door de belasting op de brug (en door het eigen gewicht) ontstaan in de bovenrand drukspanningen en in de onderrand trekspanningen. Bij de bovenrandstaven bestaat dus het gevaar van uitknikken. Om dit te voorkomen wordt tussen de bovenranden een horizontaal verband aangebracht dat tevens kan dienen voor het opnemen van dwars op de brug optredende belastingen zoals bijvoorbeeld wind. Dit verband wordt dan ook windverband genoemd.(zie plaatje brug Zaltbommel)
schets van vakwerkbrug met minder verticalen
De spoorbrug bij Kethel tussen Delft en Schiedam
Ook kunnen alle verticalen worden weggelaten. De bovenrandstaven hebben dan een grotere kniklengte, de afstand tussen de dwarsdragers wordt groter en de daarop rustende langsliggers krijgen daardoor een grotere overspanning en moeten dus zwaarder worden. Voorbeeld is de spoorbrug over het Hollandsch Diep bij Moerdijk
schets van ligger zonder verticalen
De spoorbrug over het Hollandsch Diep bij Moerdijk
Het aantal variatiemogelijkheden met vakwerken is groot. Hierna volgen een aantal bizondere vormen van vakwerken met evenwijdige boven- en onderrandstaven.
schets van een K-ligger
schets van een vakwerk van de tweede orde
schets van een ruitenvakwerk
De verkeersbrug over de IJssel in Kampen
schets van een ruitenvakwerk met verticalen
De verkeersbrug over Hollands Diep te Moerdijk
De boven- en onderrandstaven behoeven niet altijd evenwijdig te lopen. De verkeersbrug over de Maas bij Grave is een vakwerkbrug met geknikte bovenrand. Men spreekt ook wel van gebogen bovenrand omdat de bovenrandstaven in een boog liggen. De staven zelf zijn echter recht en de term "geknikte bovenrand" is dus exacter.
schets van een vakwerkbrug met geknikte bovenrand
De spoorbrug bij Kelpen
Evenals bij vakwerkbruggen met evenwijdige boven- en onderranden kunnen de liggers met gebogen bovenrand vele verschillende verbanden (verticalen en diagonalen) hebben. Het aantal mogelijkheden is vrijwel onbeperkt. Enige voorbeelden:
schets van vakwerkligger met gebogen bovenrand en vallende diagonalen
schets van vakwerkligger met gebogen bovenrand, verticalen en afwisselend vallende en stijgende diagonalen
schets van vakwerkligger met gebogen bovenrand en geen verticalen
schets van vakwerkligger met gebogen bovenrand en verticalen en diagonalen van de tweede orde
Tuibrug
Een tuibrug lijkt op een hangbrug, maar in dit geval is de wegdekconstructie rechtstreeks via spankabels (tuien) aan de pylonen opgehangen. Er zijn dus geen hang- en draagkabels. De horizontale componenten van de krachten in de tuikabels worden door de brugligger opgenomen. Bij de opleggingen aan de einden van de brugligger is de verticale component van de tuikracht zo groot dat een trekverankering noodzakelijk is.
schema van een tuibrug
De tuibrug over de Rijn bij Düsseldorf
brug bij Kampen
Brug bij Ewijk
schema van een eenzijdig getuide brug
Erasmusbrug, Willemsbrug en Hefbrug in Rotterdam
De Waalbrug bij Zaltbommel, de Martinus Nijhofbrug
Brug over de Waal nabij Tiel
Tuibruggen met grote overspanning:
Skansundet, hoofdoverspanning 530 m.
Pont de Normandie, hoofdoverspanning 856 m.
Tatara, hoofdoverspanning 890 m.
Toekomst bruggen
De limiet in de lengte van de overspanning is nog lang niet bereikt. Door de voortdurende vergroting van de kennis van materialen en de steeds betere berekeningsmethoden met behulp van een computer kunnen de meest futuristische brugconstructies worden ontworpen. Een spectaculair plan is het ontwerp voor een brug over de Straat van Gibraltar tussen Europa en Afrika met twee grootste overspanningen van 5000 meter.
Artist impression van de brug over de Straat van Gibraltar
Verstijfde staafboogbrug
Bij een verstijfde staafboogbrug wordt de hoofdligger verstijfd door een boogconstructie. In vergelijking met de vorige typen boogbruggen is bij deze bruggen de boog erg slank.
schets van een verstijfde staafboogbrug op twee steunpunten met een vollewandligger als verstijvingsligger
De spoorbrug over het Amsterdam Rijnkanaal bij Weesperkarspel
Dit type leent zich erg goed voor toepassing bij een brug met aanbruggen: de verstijvingsligger loopt door over de steunpunten van de aanbruggen en is bij de hoofdoverspanning verstijfd met een ranke boog.
schets van een verstijfde staafboogbrug met doorgaande ligger
plaatje van de verkeersbrug over de Rijn in Arnhem
De verkeersbrug over de Merwede bij Gorinchem
De verstijvingsligger kan ook als vakwerkligger worden uitgevoerd. Voorbeelden zijn de spoorbruggen over het Amsterdam-Rijnkanaal bij Weesp en Utrecht. Zo'n constructie kan ook in beton worden uitgevoerd. Voorbeeld is de Exelse brug over het Twenthekanaal.
De DEMKAspoorbrug over het Amsterdam-Rijnkanaal in Utrecht
De Exelse brug over het Twenthe Kanaal bij Lochem
Staartbrug
Een basculebrug waarvan het contragewicht zich niet in een basculekelder maar boven het maaiveld bevindt.
Doordat het contragewicht zich boven het maaiveld bevindt, is er geen (bascule)kelder nodig. Hierdoor kunnen de aanlegkosten (aanzienlijk) lager uitvallen dan bij een basculebrug. Daar staat tegenover dat bij staartbruggen het contragewicht nadrukkelijk zichtbaar is in gesloten stand van de brug. Verder moet het draaipunt van de brug zo hoog worden gesitueerd dat het contragewicht in geopende stand van de brug niet in het water komt, waardoor, door de opwaartse druk van het water, de evenwichtswerking zou worden verstoord. In sommige gevallen (b.v. de Vijfgatenbrug in Ter Aar) lijkt de staartbrug op een (zwaar) uitgevoerde ophaalbrug.
De William Pontbrug in Zaandam, in de volksmond "de Vliegenmepper"
Slauerhoffbrug in Leeuwarden.
Rolbrug
|
Een rolbrug is een beweegbare brug, waarbij het brugdek horizontaal beweegt in de richting van de brug zelf. De ene helft van de brug hangt boven het water en de andere helft staat op het land. Als er scheepvaartverkeer langs moet, wordt de brug op het land gerold. Doordat het zwaartepunt van de brug boven land moet liggen - anders zou de brug in het water kantelen - staat een erg groot deel van de brug op het land. Daar de brug het land op getrokken moet worden is het een behoorlijk obstakel voor het verkeer. De brug is gemakkelijk te bedienen door één persoon en wordt daarom voornamelijk nog gebruikt bij fietspaden, voetpaden en stukjes niemandsland. Bij een rolbrug rust de rijvloer op twee assen met wielen die zich bewegen over een railbaan in de lengterichting van de brug. Aan de zijde van de railbaan is meestal een scharnierend brugdeel (koebrug) aanwezig, dat in gesloten stand van de brug het gat ter plaatse van de railbaan opvult. meer weten? https://nl.wikipedia.org/wiki/Rolbrug |
Plaatligger
Wanneer de lengte van de overspanning niet te groot is kunnen gewalste liggers worden toegepast. Deze liggers komen kant en klaar van een walswerk van een hoogovenbedrijf, waar het staal gemaakt wordt.
schets van een gewalste ligger
Als de overspanningen groter zijn, zijn de gewalste liggers niet sterk genoeg en moeten plaatliggers worden samengesteld uit lijfplaten en flenzen. Voor 1950 werden die liggers gemaakt met behulp van hoekstalen, waarmee de flenzen door middel van klinknagels aan de lijfplaten werden bevestigd. Na 1950 werden meestal gelaste liggers toegepast, waarbij de flenzen aan de lijfplaten worden gelast.
schets van een genagelde en een gelaste ligger
De spoorbrug over de Maas bij Maastricht, doorgaande plaatligger met opgebogen onderrand
Een spoorbrug met samengestelde plaatliggers
Wanneer de lijfplaten hoog zijn moeten zij worden verstijfd met verticale en horizontale verstijvingen. Indien deze verstijvingen niet aangebracht zouden worden, dan zou de ligger door plooien kunnen instorten.
schets van een verstijfde ligger en een geplooide ligger zonder verstijving
Hoedliggers
Hoedliggers bestaan uit twee lijfplaten, een brede bovenflens en twee smalle onderflenzen. Deze open constructie was nodig om het aan elkaar klinken (aanbrengen van de klinknagels) van de onderdelen mogelijk te maken.
schets van de doorsnede van een geklonken hoedligger
Kokerliggers
Bij kokerliggers zijn de boven en onderflenzen even breed en worden deze met behulp van electrisch aangebrachte lassen aan de lijfplaten bevestigd. Doordat de lassen aan de buitenzijde van de koker kunnen worden aangebracht kan de kokerligger geheel gesloten zijn. De binnenzijde behoeft dan niet te worden geconserveerd. De nodige verstijvingen van de lijfplaten komen dan aan de buitenzijde. Kokerliggers en hoedliggers worden toegepast als de flenzen van de plaatliggers te breed zouden worden. Kokerliggers worden ook veel toegepast bij betonnen bruggen.
schets van de doorsnede van een kokerligger
schets van het detail met de las aan de buitenzijde
Een voorbeeld van een betonnen kokerligger is de Zeelandbrug over de Oosterschelde bij Zierikzee. Een dwarsdoorsnede van de brug geeft een duidelijk beeld van de toegepaste kokervorm. De hoogte van de koker is hier aangepast aan de optredende krachten en momenten in de hoofdligger.
De Zeelandbrug over de Oosterschelde bij Zierikzee
Op onderstaande afbeelding is te zien hoe een samengestelde ligger wordt opgebouwd. De bovenflens wordt naar het midden van de overspanning geleidelijk verdikt met één, twee of meer platen.
Samengestelde ligger
De methode van het klinken: de bovenste man hanteert de klinkhamer die op gecomprimeerde lucht werkt. De onderste man hanteert de zogeheten tegenhouder.
Het klinken
Enige voorbeelden van bruggen van gewapend beton
Voor betonnen bruggen met een kleine overspanning worden wel holle plaatliggers toegepast. Voor grotere overspanningen komen ook massieve gewapend betonnen platen in aanmerking.
schets van de doorsnede van een betonnen plaatbruggetje
Bij een wat grotere overspanning kiest men in beton voor een balkbrug, waarbij een aantal betonnen balken van steunpunt tot steunpunt reiken. Daarop ligt dan het betonnen wegdek.
Bij een trogbrug zijn er maar twee hoofdliggers, waartussen aan de onderzijde het betonnen rijdek is bevestigd. De bovenkant van het rijdek ligt dan maar weinig boven de onderkant van de brug. Het voordeel daarvan is dat de opritten naar deze brug korter kunnen zijn.
Ophaalbrug
|
Beweegbare brug waarvan de rijvloer (het val of de klap) aan één zijde kan scharnieren om een horizontale as en waarvan de tegenover liggende zijde met kettingen of scharnierende stangen is verbonden aan de balans. Deze scharnierend op de hameipoort liggende constructie is aan de achterzijde voorzien van ballast, waardoor er in elke stand van de brug evenwicht is. Bij grotere bruggen wordt de balans vervangen door twee afzonderlijk priemen, voorzien van ballast. In Nederland is de ophaalbrug het meest gebruikte type beweegbare brug, geschikt voor niet al te grote overspanningen (= ca. 20 meter). In gesloten stand rust het val op de onderbouw aan beide zijden van de doorvaartopening. Bij het openen en in de geopende stand zorgt de ballast in de balans er voor dat er voortdurend evenwicht is. Op grond daarvan kan de brug met relatief kleine kracht worden geopend en gesloten. Veruit de grootste belasting bij het bewegen van de brug wordt veroorzaakt door de wind. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de krachten die nodig zijn om de brug te versnellen en te vertragen. De eerste ophaalbruggen waren van hout, daarna werd gietijzer toegepast en thans worden ophaalbruggen voornamelijk van staal gemaakt, al worden er nog altijd kleinere houten ophaalbruggen gebouwd. Onder de oudere bruggen komen nog altijd dubbele ophaalbruggen voor, waarbij de twee vallen onder een helling (orde 1 : 15) op elkaar afgesteund worden. Vanwege de grote spatkrachten op de landhoofden die daarbij optreden, is deze constructiewijze alleen verantwoord bij kleinere bruggen. De ophaalbrug bestaat uit:
Krachtenschema van een ophaalbrugIn deze figuur is Zb het zwaartepunt van balans met ballastkist. Door de zware ballastkist aan het eind van de balans, ligt dit zwaartepunt op grote afstand b van de draaiingsas Dba van de balans. Zv is het zwaartepunt van het val, op afstand v van de draaiingsas Dva van het val gelegen. Door het gewicht van de balans met ballastkist Gb wil de balans linksom draaien met als draaiingsmoment Gb x b. Door het gewicht van het val Gv wil het val rechtsom draaien met als draaiingsmoment Gv x v. Teneinde de kracht T, nodig om de ophaalbrug omhoog te draaien niet te groot te laten zijn, wordt zoveel ballast in de ballastkist gedaan dat het moment Gv x v maar weinig groter is dan Gb xb. De trekkracht T kan worden berekend uit de formule: T x t = Gv x v - Gb x b of T = (Gv x v - Gb x b):t De Langebrug in Haarlem is een bijzondere ophaalbrug. Deze brug, die schuin over het water van het Spaarne loopt, heeft één hameistijl en een X-vormige balans met een cilindervormige ballastkist, waardoor hij in de volksmond de naam verfroller heeft gekregen.Deze brug wordt niet met de hand bewogen maar met behulp van een in de hameistijl opgestelde electromotor met tandwielen. Klik hier om een filmpje te zien van de werking van een ophaalbrug Klik hier om een filmpje over de Magere Brug in Amsterdam te bekijken. |
Oorgatbrug
![]() |
De oorgatbrug is een van de kleinste beweegbare bruggen die er zijn. De brug draait om de horizontale y-as, loodrecht op het wegdek. Hij bestaat uit twee schuin oplopende brugdelen aan beide zijden van het midden. In het midden van de brug zit de doorvaaropening voor het schip, het oorgat. Om ervoor te zorgen dat de zeilschepen de mast niet hoeven te strijken, kan in het midden van de brug een stuk wegdek van ongeveer één meter breed open draaien, volgens het principe van de valbrug. De brug is bedacht door de stadstimmerman van Amsterdam, Hendrick Jacobsz. Staets, die er in 1596 octrooi op kreeg. Als de mast de brug raakte ging het oorgat vanzelf open en het sloot zich ook weer vanzelf. In die tijd kon niet elke mast gestreken worden. Het grote nadeel van deze brug is dat de constructie niet is gebouwd om een heel groot stuk van de brug te openen, de opening wordt daardoor nooit meer dan ruim een meter. Door deze beperking is deze brug tegenwoordig bijna nergens meer te vinden. De oorgatbrug is voorbijgestreefd door de ophaalbrug en de basculebrug, die een veel grotere brugopening toelaten. Rond 1850 zijn de laatste bruggen met oorgaten uit het stadsbeeld verdwenen. De wipbrug in Hindeloopen is een van de laatst overgebleven exemplaren. Klik hier om een filmpje te bekijken van een oorgatbrug
|
Kraanbrug
Een kraanbrug is een beweegbare brug die open en dicht gaat door te draaien om een verticale z-as.
Op het landhoofd zijn twee of meer driehoekvormige armen bevestigd die kunnen draaien. De draaiassen van de armen staan op het landhoofd; de punt van de driehoek rust op het bruggenhoofd dat zich op het andere landhoofd bevindt. Als de brug is gesloten staan de armen haaks op de vaarrichting, in geopende toestand zijn ze tegen het landhoofd aangedraaid, parallel aan de vaarrichting.
De kraanbrug is een uitvinding van de Hollandse spoorwegingenieur Frederik Willem Conrad (1800-1870). Het voordeel van de kraanburg is dat hij goedkoop is en gemakkelijk te bedienen. Het nadeel is echter dat het wegdek eerst verwijderd dient te worden voordat de brug kan worden geopend. Vandaar dat de gebouwde kraanbruggen vooral spoorbruggen zijn.
Voor militair gebruik was de kraanbrug ook populair omdat de weggedraaide brug niet zoals een klapbrug een doelwit was voor vijandelijk vuur en het uitzicht van de verdedigers belemmerde. De kraanbrug bij Fort Ronduit (het noordelijkste fort van de Nieuwe Hollandse Waterlinie ten noorden van de vesting Naarden) werd in 2006 gerestaureerd.
Gebouwde kraanbruggen in Nederland
Plaats |
Voltooid |
Locatie |
Opmerking |
---|---|---|---|
Rotterdam |
1846 |
Vervangen door dubbele draaibrug in 1890 |
|
Breda |
1861 |
Kraanbrug over de Mark voor spoorlijn Maastricht Breda |
Status onbekend |
Leiden |
1878 |
Vervangen door draaibrug na 1902 |
|
Gorinchem |
1878 |
Kraanbrug bij Fort Vuren |
Bestaat nog |
Leerdam |
1880 |
Bestaat nog, gerestaureerd in 2011 |
|
Apeldoorn |
|
Kraanbrug over Apeldoorns Kanaal voor spoorlijn |
Status onbekend |
Beilen |
|
Kraanbrug over het Oranjekanaal |
Status onbekend |
Beverwijk |
1867 |
Kraanbrug over de Wijkervaart voor de spoorlijn Haarlem - Uitgeest |
In 1930 gesloopt en vervangen door een vaste brug, was de laatste dienstdoende spoorwegkraanbrug. |
Naarden |
1876 |
Kraanbrug bij Fort Ronduit |
Is na een restauratie in 2006 in opdracht van de Rijksgebouwendienst weer operationeel. |
Naarden |
|
Kraanbrug bij Utrechtse Poort |
Kleine restanten aanwezig. Er staat nu een niet-werkende replica. |
Naarden |
|
Kraanbrug bij Ravelijn VI |
Fundamenten van slingertrommel gevonden bij restauratie van het ravelijn in 2001. Deze is nu ook zichtbaar verwerkt in het ravelijn. Op de plaats van de oorspronkelijke brug staat nu een niet werkende replica. |
Zwolle |
|
Kraanbrug over Overijsselse Vecht |
Status onbekend |
Klik hier om een filmpje te bekijken over de werking van een kraanbrug
Pagina 1 van 2