Brug waarvan het beweegbare deel bestaat uit twee drijvende vlotten die dwars op de vaarweg vanuit de oever kunnen worden in- en uitgevaren.
In gesloten toestand liggen de drijvende vlotten tegen elkaar midden in de vaarweg. Nabij de oever sluiten ze met een overgangsklep aan op koebruggen* die op de landhoofden zijn opgelegd. Het wegverkeer kan dan van de ene oever via koebrug, overgangsklep, drijvend vlot, tweede drijvend vlot, overgangsklep en tweede koebrug naar de andere oever rijden. Om de doorvaart te openen voor de scheepvaart kunnen de drijvende vlotten onder de koebruggen getrokken worden. Vlotbruggen werden in de negentiende eeuw ontwikkeld als een goedkope oplossing, toen beweegbare bruggen voor grotere overspanningen nog niet tot de mogelijkheden behoorden. De vlotten waren oorspronkelijk van hout en werden later vervangen door metalen pontons.
In ons land bestaan thans nog vier vlotbruggen, alle gelegen over het Noordhollands Kanaal. Ooit lagen er 18 van zulke bruggen over dit kanaal en er lagen er o.a. ook over het Merwedekanaal, de Overijsselse kanalen, het Kanaal door Voorne, de Haarlemmer Trekvaart en de Amsterdamse Realengracht. Groot nadeel van dit type bruggen is de beperkte toelaatbare mobiele belasting en de stabiliteit. In verband hiermee moet het (gemotoriseerde) verkeer het midden van de brug houden en is slechts één rijstrook op de brug beschikbaar. Het verkeer wordt daarom geregeld met een verkeersregelinstallatie. De brugcapaciteit is daarom beperkt.
Opmerkelijk is dat in de 21ste eeuw nabij Koedijk nog een nieuwe vlotbrug over het Noordhollands Kanaal is gebouwd.